Abortus en abortustechnieken
Wat is abortus? De volledige medische term is abortus provocatus. Abortus is het voortijdig afbreken van een zwangerschap door medisch ingrijpen. In Nederland is abortus toegestaan tot 24 weken. Wie een abortus overweegt, moet informatie hebben over de verschillende abortustechnieken. Welke techniek wordt gebruikt, hangt af van het aantal weken van de zwangerschap. Daarom moet u eerst een echo laten maken.
Overtijdbehandeling - 12 tot 16 dagen over tijd
Met een echo wordt gekeken of u binnen deze termijn valt. Bij een zwangerschapsduur van minder dan 7 weken komt een abortuspil of zuigcurettage in aanmerking.
Abortuspilbehandeling - 4 tot 9 weken zwangerschap
In de eerste weken van de zwangerschap wordt een reeks Mifepriston pillen – de zgn. ‘abortuspil’ – ingenomen. Dat is een anti-progesteron met een abortieve werking. In combinatie met prostaglandine wordt het vruchtje uitgedreven. Het gebruik van de abortuspil is toegestaan tot een zwangerschap van 49 dagen. Dit wil zeggen 3 weken overtijd. Op de eerste dag van de behandeling in een abortuscentrum neemt u Mifepriston in. Dit weekt het vruchtje los uit de baarmoeder. Op de derde dag (48 uur na de eerste inname) neemt u thuis de tweede set meegekregen pillen in (prostaglandine). Dit zorgt er voor dat het vruchtje wordt uitgedreven en de abortus optreedt.
Bij 61 % van de vrouwen treedt de abortus op gedurende de observatieperiode in de kliniek; anderen krijgen de abortus in het volgende etmaal thuis. Tussen de 10e en 12e dag is er een nacontrole in de kliniek. Soms (3-6% van de gevallen) mislukt de behandeling en wordt alsnog een zuigcurettage uitgevoerd.
Zuigcurettage - tot 13 weken zwangerschap
Zuigcurettage wordt gebruikt tot 13 weken zwangerschap. De behandeling gebeurt onder plaatselijke verdoving die door middel van prikken rond de baarmoedermond en directe omgeving wordt geïnjecteerd. Bij deze ingreep ligt u op uw rug met de benen in steunen. Met een speculum wordt de vagina geopend. Daarna wordt met steeds dikkere staafjes de baarmoedermond opgerekt tot de slang van de vacuümpomp de baarmoeder kan leegzuigen. Als de vacuümpomp wordt aangezet, is de sterke zuigkracht voelbaar. Die veroorzaakt krampen, vergelijkbaar met flinke menstruatiepijn. Intussen worden de foetus en de placenta in kleine stukjes uit de baarmoeder getrokken. Dit duurt een paar minuten. Na de ingreep rust u uit in een aparte kamer en controleert een verpleegkundige het bloedverlies. Als dit in orde is en u zich goed voelt, mag u naar huis. Een aantal klinieken biedt de mogelijkheid tot algehele narcose. De vrouw die kiest voor een behandeling onder narcose, voelt niets van de ingreep. Ze moet naderhand wel langer – 1 tot 1,5 uur – ter observatie in de kliniek blijven. Om infectie te voorkomen mag u enkele weken niet in bad, niet zwemmen, geen tampons gebruiken en geen seksueel verkeer hebben.
Late abortus - 13 tot 24 weken zwangerschap
Intussen is het kraakbeen van onder andere het hoofdje gehard tot bot. Daarom wordt zuigcurettage gecombineerd met het gebruik van een abortustang. Dit gebeurt onder plaatselijke verdoving of als de zwangerschap verder is dan 18 weken onder algehele narcose. Het kindje wordt in de baarmoeder met een tang in stukjes geknipt en via zuigbuizen naar buiten gebracht. Bij zwangerschappen van 18 tot en met 24 weken wordt prostaglandine toegediend. Hierdoor wordt de baarmoedermond soepel. Zo kan die makkelijker worden geopend. Hebt u al kinderen, dan is dit meestal niet nodig. Het type verdoving bepaalt wat u nadien ervaart. Behandelingen zijn over het algemeen poliklinisch. Vanaf een zwangerschapsduur van 18 weken kan een overnachting nodig zijn. De nacontrole wordt hieronder beschreven. Ook kan met prostaglandinen voortijdig een bevalling worden opgewekt (vanaf het tweede trimester van de zwangerschap). De prostaglandinesubstantie wordt rechtstreeks in de ader of in het vruchtwater gespoten. Ze laten de baarmoeder samentrekken en bespoedigen zo het uitstoten van de vrucht. Het kind is op dit ogenblik meestal nog niet levensvatbaar, zodat het bij de geboorte sterft. Deze behandeling vindt veelal in een ziekenhuis plaats.
Nacontrole
Als u de abortus na een zwangerschap van zeven weken onderging, moet u voor nacontrole terugkomen. Die vindt ongeveer drie weken na de abortus plaats. Meestal controleert de huisarts of gynaecoloog, maar u kunt hiervoor ook terecht in de abortuskliniek.